De kosten van aanbesteding na invoering van de Aanbestedingswet
Het Economisch Instituut voor de Bouw (‘EIB’) heeft in opdracht van het Aanbestedingsinstituut Bouw en Infra het rapport ‘Transactiekosten aanbesteden, Effecten van Aanbestedingswet en marktdynamiek’ uitgebracht.1 Het rapport brengt de kosten van de opdrachtgever en de inschrijver bij aanbesteding in kaart en signaleert een aantal trends sinds de invoering van de Aanbestedingswet en de Gids Proportionaliteit. Op basis van het rapport kunnen opdrachtgevers en inschrijvers ook toetsen of zij in vergelijking tot de markt kostenefficiënt een opdracht in de markt zetten of daarop inschrijven.
Meer EMVI-aanbesteding
Uitgangspunt van de Aanbestedingswet is dat opdrachten op basis van kwaliteit in de markt worden gezet, op basis van de ‘economisch meest voordelige inschrijving’(‘EMVI’), tenzij de opdrachtgever kan motiveren waarom gunnen op laagste prijs beter zou zijn. Het EIB concludeert dat vrijwel alle opdrachtgevers veel meer op basis van het EMVI-criterium zijn gaan aanbesteden. De Aanbestedingswet wordt op dit punt dus nageleefd. Wel hebben vrijwel alle opdrachtgevers hun drempel voor openbaar aanbesteden opgetrokken tot (meestal) 1,5 miljoen euro waaronder onderhands mag worden aanbesteed, uitgezonderd projecten tot circa 50.000 euro, deze worden enkelvoudig aanbesteed. Ook heeft het EIB vastgesteld dat opdrachtgevers sinds de inwerkingtreding van de Aanbestedingswet veel meer aan dossiervorming doen, zodat zij onder meer de keuze voor het type aanbestedingsprocedure, de selectie van bepaalde bedrijven of voor een gunningscriterium later kunnen verantwoorden. Voor de selectie van bedrijven bij onderhandse aanbesteding lijken steeds meer gemeenten te kiezen voor (een vorm van) past performance als selectiemiddel.
Totale transactiekosten gedaald, kosten per aanbesteding omhoog
De totale transactiekosten zijn sinds de inwerkingtreding van de Aanbestedingswet 10% gedaald. Deze daling is echter geflatteerd. Er is sprake van een sterke toename van het aantal onderhandse aanbestedingen ten koste van openbare aanbestedingen. Aan onderhandse aanbestedingen nemen doorgaans minder inschrijvers deel, als gevolg waarvan minder bedrijven inschrijfkosten maken. Daarnaast is door de bezuinigingen bij de (lokale) overheid het totale aanbestedingsvolume afgenomen, waardoor ook de totale transactiekosten zijn gedaald.
Doordat er vaker met het EMVI-criterium wordt aanbesteed, zijn de kosten per aanbesteding gestegen. Het EIB heeft berekend dat EMVI-aanbestedingen bij vergelijkbare omvang en vergelijkbare aanbestedingsprocedure 42% duurder zijn dan bij aanbestedingen op basis van de laagste prijs.
Positieve toekomstverwachtingen
In het rapport komt naar voren dat opdrachtgevers verwachten dat de transactiekosten in de toekomst zullen dalen. Naarmate zij vaker EMVI hebben toegepast, zal daardoor de benodigde tijd voor het opstellen van de gunningscriteria en de beoordeling van de inschrijvingen korter worden. Het EIB verwacht ook bij opdrachtnemers positieve ontwikkelingen: door meer ervaring op te doen met EMVI zullen zij beter kunnen inschatten op welke projecten ze het best kunnen inschrijven en beter kunnen inspelen op de bedoelingen en wensen van opdrachtgevers.
Het rapport kan een tool voor opdrachtgevers en inschrijvers vormen om te toetsen of zijn in vergelijking tot de markt kostenefficiënt een opdracht in de markt zetten of daarop inschrijven. Partijen die hun prestaties willen optimaliseren, doen er dan ook goed om het rapport door te nemen.
1 S. Hardeman, ‘Transactiekosten aanbesteden, Effecten van Aanbestedingswet en marktdynamiek’, EIB 2014. Het volledige rapport is hier te downloaden.
Januari 2014, mr. Caroline Weebers-Vrenken MRE