Artikelen Verhuur - verkoop

Gevolgen echtscheiding voor contractueel medehuurderschap

Als verhuurder van sociale woonruimte is het voor u van belang om te weten met wie u een huurovereenkomst heeft en wie gebruik maakt van de woning. Ingeval van echtscheiding is van belang of de woning nog gebruikt dient te worden en zo ja door wie van de echtelieden. In een echtscheidingsconvenant wordt doorgaans bepaald aan wie de huurrechten worden toebedeeld. In artikel 7:266 lid 5 BW is bepaald dat ingeval van echtscheiding de Rechtbank kan worden verzocht te bepalen wie de huurder van de echtelijke woning zal zijn. Ook in geval van contractuele medehuur kan volgens een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 7 juli 2015 (ECLI:NL:GHAMS:2015:2861) op basis van een eerdere uitspraak van de Hoge Raad worden afgeleid dat voormeld artikel ook van toepassing is ingeval van contractuele medehuur. In deze uitspraak deed zich de volgende situatie voor.

Een man en een vrouw waren beiden contractueel partij bij een huurovereenkomst met de verhuurder. In een echtscheidingsconvenant en in de beschikking van de rechter wordt bepaald dat de huurrechten worden toebedeeld aan de vrouw. Na verloop van tijd zegt de vrouw de huurovereenkomst op en verlaat de woning. Wel heeft zij voor de opzegging de man in de woning gelaten en deze verblijft er nog ten tijde van de opzegging en het verlaten van de woonruimte door de vrouw. De verhuurder vordert vervolgens van de man dat hij samen met het in de woning verblijvende kind de woning verlaat. De man stelt dat hij (nog steeds) contractueel medehuurder is. Het Hof volgt deze stelling van de man niet en overweegt het volgende hierover.

Volgens het Hof heeft de beslissing van de rechter op een verzoek om de huurrechten aan de vrouw toe te bedelen op grond van artikel 7:266 lid 5 BW ook werking tegenover de verhuurder. De verhuurder moet die beslissing tegen zich laten gelden ook ingeval hij het daarmee niet eens zou zijn. De man en de vrouw kunnen echter nadat de echtscheidingsbeschikking onherroepelijk is geworden en in de registers is ingeschreven niet zonder toestemming van de verhuurder wijziging in deze toebedeling aanbrengen. De man kon zich dus niet tegenover verhuurder zich alsnog beroepen op een hem nog steeds toekomend of weer herleeft contractueel huurrecht. Zodra in de rechterlijke beslissing is bepaald dat de huur van de man overgaat op de vrouw, eindigt het huurrecht van de man. Dit brengt met zich mee dat vanaf dat moment de man slechts met instemming van de verhuurder een nieuwe huurovereenkomst met betrekking tot de woning zal kunnen sluiten. Een andere opvatting zou volgens het Hof in de praktijk kunnen leiden tot onduidelijkheid bij de verhuurder over de contractuele verhoudingen, zeker in een situatie als deze, waarin pas ruim twee jaar na de echtscheidingsbeschikking aan de verhuurder te kennen is gegeven dat de vrouw het huurrecht niet (langer) wilde hebben, maar wenste dat de man dat zou krijgen.

De verhuurder mocht volgens het hof de man ontruimen. Deze uitspraak geeft een duidelijke regel weer voor de situaties waarbij op basis van een echtscheidingsbeschikking de huurrechten van de ene partij naar de andere zijn toebedeeld. Er kan dan niet op worden teruggekomen zonder toestemming van u als verhuurder. Indien u met een dergelijke situatie geconfronteerd wordt en hierover vragen heeft of een procedure tot ontruiming wenst te starten, kunt u contact opnemen met de advocaten van Weebers Vastgoed Advocaten.

Door: mr B. Poort