De rol van de CAR-verzekering bij een conflict tussen de opdrachtgever en de aannemer
In de bouw is het gebruikelijk om een Construction All Risk (CAR) verzekering af te sluiten. De CAR-verzekering biedt in beginsel dekking voor beschadiging die tijdens de uitvoering aan het werk ontstaat, waarbij de achterliggende oorzaak van de beschadiging niet relevant is: zowel ontwerp- als uitvoeringsfouten worden onder de CAR-verzekering gedekt. Indien tijdens de uitvoering van de bouw schade aan het werk ontstaat, is het in het belang van zowel de opdrachtgever als de aannemer om na te gaan of dekking wordt verleend onder de CAR-verzekering. Of partijen daarbij al dan niet gekozen hebben voor geïntegreerde contractvormen (combinatie ontwerp- en uitvoering door de aannemer) is niet relevant.
Paraplu polis
De CAR-verzekering is de belangrijkste verzekering in de bouw. De CAR-verzekering wordt ook wel aangeduid als een “paraplu polis”. Dit komt tot uiting, doordat onder één polis verschillende rubrieken zijn verzekerd. Het gaat om de rubrieken “het werk”, “aansprakelijkheid”, “bestaande eigendommen” en een aantal kleinere rubrieken zoals “hulpmaterieel van de aannemer”. Niet alleen de partij die de CAR-verzekering afsluit wordt aangemerkt als verzekerde en/of begunstigde, meestal zijn ook de gebruikelijke bij de bouw betrokken partijen, zoals de opdrachtgever en de onderaannemer, onder de CAR-polis gedekt.
De dekking onder de CAR-polis is beschadiging, vernietiging of verlies van (een deel van) het werk (het casco) “hoe ook ontstaan”. Deze dekking wordt verleend onder de rubriek “het werk”, dat standaard deel uitmaakt van de CAR-polis, in tegenstelling tot de overige rubrieken die een meer optioneel karakter hebben.
Hoe ook ontstaan – dekkingsbeperking
Voor een beroep op dekking onder de CAR-verzekering is vereist dat sprake is van ‘beschadiging’ of ‘materiële schade’ aan het werk. De oorzaak doet in beginsel niet ter zake. Of sprake is van een schuldvraag speelt evenmin een rol. Dat betekent dat partijen altijd moeten overwegen om schade die tijdens de uitvoering van het werk is ontstaan te melden. Voorbeelden van schades zijn:
- een gevelplaat valt naar beneden als gevolg van een onvoldoende sterk ontworpen bevestigingsmechanisme;
- door een onjuiste montage van een airconditioningsunit ontstaat er lekkage in een nieuw gerealiseerd dak;
- brandschade;
De CAR-verzekering kent daarbij een belangrijke dekkingsbeperking. Deze is gelegen in het feit dat daadwerkelijk sprake moet zijn van beschadiging of materiële schade aan het werk in de meest letterlijke zin van het woord. Er moet – simpel gezegd – iets ‘kapot’ zijn. In de literatuur en rechtspraak wordt schade aan het werk meestal als volgt gedefinieerd:
‘Een objectieve aantasting van de stoffelijke structuur, die naar verkeersopvattingen de stoffelijke gaafheid van de zaak kenmerkt’
Deze definitie is strak geformuleerd en geeft daarmee de grenzen aan waarbinnen een beroep op dekking onder de CAR-verzekering mogelijk is. Uit de literatuur en rechtspraak zijn de volgende vereisten af te leiden om een uitkering onder de CAR-verzekering te verkrijgen:
a) subjectieve eisen en verwachtingen van de opdrachtgever zijn niet van belang;
b) er dient sprake te zijn van een wijziging van de stoffelijke structuur;
c) deze wijziging dient naar verkeersopvatting als een ‘aantasting’ worden gekwalificeerd;
d) de aantasting dient een aantasting te zijn van de ‘stoffelijke gaafheid’ van de zaak.
Ad a) subjectieve eisen en verwachtingen van opdrachtgever
Met deze voorwaarde wordt tot uitdrukking gebracht, dat het enkele feit dat een zaak niet voldoet aan het bestek, nog geen beschadiging oplevert in de zin van de CAR-polis. Er is namelijk geen sprake van materiële schade aan het werk, het voldoet ‘slechts’ niet aan de gerechtvaardigde, doch subjectieve verwachtingen van de opdrachtgever. Hoewel sprake kan zijn van een aanzienlijke schade als het werk niet voldoet aan de bestekseisen, biedt de CAR-verzekering geen dekking voor deze schade.
Ad b) wijziging in de stoffelijke structuur
Deze voorwaarde moet letterlijk worden uitgelegd: de natuurkundige/chemische structuur van de stof waaruit een zaak is vervaardigd dient een wijziging te hebben ondergaan. Meestal levert dit geen problemen op, omdat deskundigen de ‘wijzigingen’ kunnen vaststellen.
Er zijn echter grensgevallen, bijvoorbeeld bij verontreiniging van het werk. Dan kan soms moeilijk worden vastgesteld of sprake is van een ‘wijziging’ in de stoffelijke structuur. Uit de jurisprudentie volgt dat de rechter (of arbiter) beoordeelt of de betreffende verontreiniging is gehecht aan de andere stof ‘die zonder schoonmaakmaatregelen van ingrijpende aard, van blijvende aard is en niet ongedaan kan worden gemaakt’. Een voorbeeld: stofverontreiniging in delen van het werk brengen in beginsel geen wijzigingen aan in de stoffelijke structuur van het werk, omdat dit eenvoudig kan worden verwijderd met een stofzuiger of stofdoek. Stofverontreiniging zal daarom in beginsel niet onder de dekking van de CAR-polis vallen. Roetdeeltjes die als gevolg van verbranding van PVC hechten aan het werk en slechts met een aanmerkelijke ingreep kunnen worden verwijderd, is in de jurisprudentie [1] daarentegen wel aangemerkt als wijziging van de stoffelijke structuur.
Ad c) aantasting
De wijziging in de stoffelijke structuur moet ‘naar verkeersopvatting’ als aantasting worden beschouwd. Een bekend voorbeeld uit de literatuur [2] is een stuk marmer dat door een beeldhouwer wordt bewerkt. De stoffelijke structuur van het stuk marmer wordt door de beeldhouwer zonder meer gewijzigd, echter naar verkeersopvatting zal de bewerking van het blok marmer niet worden aangemerkt als een ‘beschadiging’, zodat er geen sprake is van materiële schade in de zin van de CAR-polis. Als hetzelfde blok marmer is verwerkt als decoratie in de muur en er valt een hamer op, waardoor een barst in het marmer is ontstaan, dan is naar verkeersopvatting wel sprake van een aantasting van het marmer en kan een uitkering voor de schade onder de CAR-polis worden verkregen.
Ad ) stoffelijke gaafheid
Deze voorwaarde houdt in dat alvorens een zaak als beschadigd kan worden aangemerkt, deze wel eerst een zaak moet zijn geworden die vatbaar is voor beschadiging. Uit de jurisprudentie en literatuur volgt dat vaak over deze voorwaarde tussen verzekeraars en verzekerden is geprocedeerd. Wanneer is immers sprake van een ‘gave zaak’? Met name bij een in aanbouw zijnde bouwwerk is dit soms moeilijk vast te stellen. Uit een arrest van de Hoge Raad [3] kan als maatstaf worden afgeleid dat het moet gaan om ‘fysieke aantasting van de zaak welke na verkeersopvatting gaaf is en voldoet aan de in de gegeven omstandigheden daaraan te stellen eisen’. Dit houdt in dat een object van aanvang af gaaf dient te zijn alvorens het voor beschadiging vatbaar is, echter afhankelijk van de omstandigheden van het geval, hoeft de zaak niet zonder enig gebrek tot stand te zijn gekomen. In de kwestie die ten grondslag lag aan de hiervoor geciteerde uitspraak van de Hoge Raad ging het er bijvoorbeeld om, dat de folie van een dak van een zwembad door een timmerman met nieten was vastgezet, hetgeen ertoe leidde dat de folie scheurde. De verzekeraar had gesteld dat er nooit een gaaf (ongescheurd) dak was verkregen, als gevolg van de nieten. Het was volgens de verzekeraar dus ‘geboren’ met de tekortkoming waarvoor dekking onder de CAR-polis werd gevorderd. De Hoge Raad vernietigde in cassatie het door het Hof gegeven oordeel dat ‘naar verkeersopvattingen [moet] worden geoordeeld, dat dit object als gevolg van de uitvoeringsfout van de timmerman van de aanvang af ondeugdelijk is geweest.’ en verwees de zaak terug naar een ander Hof. Uit dit arrest volgt dat er geen uitkering onder de CAR-polis zou hoeven plaats te vinden als er reeds gescheurde folie zou zijn aangebracht, maar dat er wel uitkering zou dienen plaats te vinden, als de folie gescheurd zou zijn na verwerking in het werk.
Overige eisen
Zoals voor iedere verzekering geldt, stelt ook de CAR-verzekering de gebruikelijke eisen aan de verzekerde ten aanzien van een melding van schade. Uiteraard dient de verzekerde de polisvoorwaarden in acht te nemen. Bovendien gelden de normale zorgvuldigheidsnormen en behoort de verzekerde alles na te laten wat de belangen van de verzekeraar kan schaden. Hieronder valt ook dat de schade tijdig gemeld moet worden. Voorts kan doorgaans uitsluitend een uitkering voor schade onder de CAR-polis worden verkregen, indien de beschadiging binnen de dekkingstermijn (dat wil zeggen de bouw- en onderhoudstermijn) is ontstaan en ontdekt. Schade die na de dekkingstermijn wordt ontdekt, ook als deze met zekerheid is ontstaan gedurende de bouwtermijn, valt in beginsel buiten de dekking.
Om uitkering onder de CAR-polis mogelijk te maken, kan het van belang zijn om, vóór de melding van de schade, de polisvoorwaarden er zorgvuldig op na te slaan, zodat de melding wordt gedaan met inachtneming van de toepasselijke polisvoorwaarden. Het niet voldoen aan de polisvoorwaarden, kan namelijk aanleiding zijn voor de verzekeraar om de schadeclaim af te wijzen, met alle financiële gevolgen voor de verzekerde(n) van dien.
juli 2013
Door: Matthijs Cune
[1] Brunner, Heeltjes en Dingemans, 16 oktober 1992, n.g. [2] Ontleend aan mr. T.J. Dorhout Mees, ‘verzekering en verzekerde garanties in de bouw’, n.g. [3] HR 27 juni 1997, NJ 1998, 329 (Obdijn/NR).