Geen bescherming onderhuurder
Als toegelaten instelling op grond van de Woningwet bent u als sociale verhuurder belast met de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van sociale huurwoningen. Vanwege de schaarste van sociale woonruimte hanteert u een wachtlijst en een toewijzingsbeleid op basis waarvan wordt bepaald wanneer een potentiële huurder in aanmerking komt voor een huurwoning. Het komt echter met enige regelmaat voor dat wordt geprobeerd om de wachtlijst te omzeilen. Een concreet voorbeeld hiervan betreft het zonder uw toestemming geheel of gedeeltelijk onderverhuren of in gebruik geven van de woning aan derden. Indien u op basis van onderzoek vaststelt dat hiervan sprake is, is het vast beleid van woningcorporaties dat hiertegen wordt opgetreden. Indien het tot een beëindiging van de huurovereenkomst met uw huurder en tot een ontruiming komt, wordt u in veel gevallen geconfronteerd met een beroep van de onderhuurder op onderhuurbescherming.
In een recente uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 12 juni 2015 (ECLI:NL:RBROT:2015:4143) is opnieuw geoordeeld dat u met succes dit beroep van de onderhuurder kan bestrijden. De Rechtbank heeft in kort geding geoordeeld dat niet is gebleken dat sprake is van een onderhuurovereenkomst. Ook voor het geval een onderhuurovereenkomst zou bestaan, slaagt het beroep van de vermeende onderhuurder op onderhuurbescherming niet. De Kantonrechter oordeelt dat het voldoende aannemelijk is geworden dat een vordering van de verhuurder tot beëindiging van de voortgezette huur in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Volgens de Kantonrechter is het zeer waarschijnlijk dat de bodemrechter zal oordelen dat de onderhuurovereenkomst geacht moet worden te zijn aangegaan met een kennelijke strekking om de onderhuurder de positie van huurder te verschaffen. Ook is het voldoende aannemelijk geworden dat de belangen van de sociale verhuurder zwaarder worden gewogen dan het belang van de vermeende onderhuurder. Daarbij wordt veel waarde toegekend aan het belang van de sociale verhuurder om uit hoofde van het BBSH (thans het Besluit Toegelaten Instelling Volkshuisvesting, het BTIV) te zorgen voor een rechtvaardige woonruimteverdeling en in dat kader om de woonruimte opnieuw toe te wijzen conform het strikte toewijzingsbeleid van de sociale verhuurder.
Deze uitspraak toont opnieuw aan dat tegen onrechtmatige bewoning en onderverhuur zonder toestemming van u als sociale verhuurder daadwerkelijk kan worden opgetreden. Ook volgt uit deze uitspraak dat een vordering tot ontruiming jegens de onderhuurder in kort geding kan worden ingesteld zonder dat er al in een bodemprocedure een oordeel is gegeven over het beroep van de onderverhuurder op onderhuurbescherming. De advocaten van Weebers Vastgoed Advocaten staan u graag bij met adviezen en in eventuele procedures in verband met het bestrijden en optreden tegen dergelijke vormen van woonfraude.
Door: mr. B. Poort