Voortzetten huurovereenkomst door familielid van overleden huurder
Het komt niet vaak voor dat een zoon op 44-jarige leeftijd weer bij zijn moeder gaat inwonen. Toch deed zich deze situatie voor in een zaak waar één van de advocaten van onze huurrechtsectie bij betrokken was. Deze zoon wenste na het overlijden van zijn moeder de huurovereenkomst met de woningcorporatie voort te zetten. Om tot een voortzetting van de huurovereenkomst te komen, diende de huurder aan te tonen dat er sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding tussen hem en zijn overleden moeder. Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft uiteindelijk in een uitspraak van 25 november 2014 (ECLI:NL:GHSHE:2014:4951) geoordeeld dat de vordering tot voortzetting van de huurovereenkomst wordt afgewezen omdat een gemeenschappelijke huishouding niet aannemelijk is gemaakt. Volgens het Hof heeft de zoon niet aannemelijk gemaakt dat de gezondheidstoestand van zijn moeder vergde dat hij weer bij haar ging inwonen. Het Hof heeft in dit verband mede belang gehecht aan het gegeven dat de zoon in de gehele periode dat hij weer bij zijn moeder woonde in financieel opzicht niets bijdroeg aan de kosten van huisvesting en levensonderhoud. Het Gerechtshof heeft de vordering afgewezen en veroordeeld tot ontruiming van de woning.
Ondanks dat dit een zeer uitzonderlijke situatie betrof, komt het toch met enige regelmaat voor dat een zoon of dochter of een ander familielid van de overleden huurder aanspraak maakt op het recht om de huurovereenkomst voort te zetten na het overlijden van de huurder. Dit familielid dient dan aannemelijk te maken dat er gedurende minimaal twee jaar sprake is geweest van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Mocht u met een dergelijke situatie geconfronteerd worden, kunt u contact opnemen met de advocaten van Weebers Vastgoed Advocaten. Zij kunnen u van nader advies voorzien en u bijstaan in een eventuele procedure.
Door: mr. B. Poort