Voorschrift vergunning
Voorschrift evenementenvergunning IJ-hallen niet in belang openbare orde
Op woensdag 7 december jl. heeft de Afdeling een uitspraak gepubliceerd die ons inziens het vermelden waard is. In casu ging het om een drietal evenementenvergunningen voor het organiseren van drie maal de (inmiddels relatief bekende) vlooienmarkt in de IJ-hallen; een terugkerende grootschalige evenement in Amsterdam Noord.
Ingevolge het bepaalde in artikel 2.43 APV is de burgemeester van Amsterdam bevoegd tot het verbinden van voorschriften aan de evenementenvergunning in het belang van de openbare orde.
Aan de vergunningen is het volgende voorschrift verbonden: U maakt met het GVB pontverkeer een afspraak over de inzet van een extra pont (IJ-veer 50 serie capaciteit 240 personen) op beide dagen (de markt wordt driemaal in het weekend; op zaterdag en zondag gehouden) van 10.00 tot 18.00 uur”. Dit voorschrift vloeit voort uit tellingen van de passagiers die zijn gedaan van maart tot en met juni 2013. Uit deze tellingen is in de weekenden dat de vlooienmarkt wordt gehouden een significante stijging van het aantal passagiers geconcludeerd.
Omdat het pontveer voor de passagiers gratis is en de kosten wel moeten worden verhaald, heeft dit voorschrift feitelijk tot gevolg (in de uitspraak wordt gesproken over de feitelijke invulling) dat de kosten voor de inzet van de extra pont voor rekening van vergunninghouder komen.
Vergunninghouder heeft bezwaar gemaakt tegen de verkregen evenementenvergunningen voor zover het dit voorschrift betrof. De bezwaren zijn afgewezen.
Het door vergunninghouder hierop volgend ingestelde beroep is door de rechtbank Amsterdam gegrond verklaard. De rechtbank heeft in dit kader weliswaar geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om het voorschrift aan de vergunningen te verbinden ter voorkoming van overbelasting van het pontverkeer en derhalve ter bescherming van het belang van de openbare orde. De bevoegdheid van de burgemeester tot oplegging van dit voorschrift vloeit derhalve voort uit artikel 2.43 APV.
Ondanks dat de rechtbank voorts van oordeel is dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen het evenement en de overbelasting van het pontveer komt het in deze uitspraak toch tot een vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank oordeelt ten slotte dat onduidelijk is waartoe de verplichting op een afspraak te maken met het GVB precies strekt, zodat het bestreden besluit vanwege een motiveringsgebrek moet worden vernietigd.
In de hoger beroepsprocedure komt de Afdeling evenwel tot het oordeel dat de burgemeester niet bevoegd was tot het verbinden van het voorschrift aan de evenementenvergunningen, omdat niet vast is komen te staan dat de ondercapaciteit van het pontveer aan de vlooienmarkt kan worden toegerekend. De ondercapaciteit manifesteert zich logischerwijs ten tijde van het evenement, maar niet is aangetoond dat de ondercapaciteit uitsluitend aan de vlooienmarkt is te wijten. Het is dus niet duidelijk of het voorschrift strekt ter bescherming van de belangen die in het geding komen als gevolg van het evenement, zodat geen bevoegdheid bestaat voor de burgemeester tot het verbinden van een dergelijk voorschrift aan de vergunningen.
De Afdeling gaat in haar uitspraak niet nader in op de vraag of het voorschrift als zodanig voldoende duidelijk is geformuleerd. Hier behoeft immers niet meer aan te worden toegekomen. Het is evenwel voorstelbaar dat het oordeel van de rechtbank op dit punt stand zou hebben gehouden. Immers, het is niet voldoende duidelijk gemaakt welke afspraak met het GVB moeten worden gemaakt, zodat voor vergunninghouder onzekerheid blijft bestaan over de wijze waarop in overeenstemming met de vergunning moet worden gehandeld. Het is en blijft dus van belang om een voorschrift aan een vergunning zo te formuleren dat deze niet voor meerdere uitleg vatbaar is.
Daarnaast benadrukt deze uitspraak maar weer eens het belang van een gedegen onderzoek in het algemeen. Belangrijk is om steeds na te gaan of de gestelde conclusie ook daadwerkelijk uit het uitgevoerde onderzoek volgt, of dat dit een aanname is die uiteindelijk de vergunning de das om doet.
Auteur: mr. Leonie Muetstege, december 2016