Bepaalt de verhuurder de openingstijden van de winkel?

Veel huurovereenkomsten bevatten een bepaling over de openingstijden van het gehuurde. Op overtreding van deze bepaling is vaak een boete gesteld. Recent ontstond veel onrust toen bleek dat deze boeteclausules ook ingezet worden om gewijzigde openingstijden, zoals opening op zondag, af te dwingen. Die onrust leidde tot vragen in de Tweede Kamer en een motie. In reactie hierop heeft de regering toegezegd om een regeling te ontwerpen die de winkelier meer ruimte geeft om zelf te beslissen over de openingstijden. Deze regeling is onlangs gepubliceerd en roept nog enige vragen op.

Achtergrond
In een ideale wereld bereiken de huurder en verhuurder overeenstemming over de inhoud van de gehele huurovereenkomst. In de praktijk blijkt dat huurders meer aandacht besteden aan de looptijd en huurprijs van het gehuurde, dan aandacht aan het huurcontract zelf. De verhuurder of makelaar stelt vervolgens een huurcontract op met daarin algemene bepalingen. In de huurovereenkomst staat vaak niets over openingstijden, maar de diverse modelovereenkomsten bevatten algemene bepalingen waarin over de openingstijden wel iets is opgenomen. Vaak bevatten die bepalingen ook bedingen waaruit volgt dat derden, zoals de winkeliersvereniging of de vereniging van eigenaren, de openingstijden vast stellen. De vraag is of huurders aan die bepalingen gebonden zijn. Dat antwoord is te complex voor deze bijdrage. De geïnteresseerden verwijs ik graag naar mijn publicatie in een juridisch vakblad.
De vraag naar gebondenheid aan de ‘kleine lettertjes’ is des te actueler indien ná het sluiten van de huurovereenkomst de openingstijden worden gewijzigd, waardoor de winkel ook op zondag of tijdens een extra koopavond open moet zijn. Dit gebeurde in winkelcentrum Paddepoel in Groningen en leidde tot kamervragen en een motie.

Voorgestelde regeling
In het wetvoorstel wijziging winkeltijdenwet wil de minister een regeling opnemen die bepaalt dat een beding over de openingstijden waarmee de winkelier niet nadrukkelijk heeft ingestemd niet tussen partijen geldt. Tevens is voorgesteld dat oude afspraken, of afspraken die gemaakt worden ná publicatie van het wetsvoorstel en vóór wijziging van de wet, vanaf de invoering van de wet niet meer gelden. De minister wil aan de regeling geen terugwerkende kracht toe kennen zodat afspraken, voor zover al geldig, in ieder geval tot de invoering van de wet geldig blijven.
Volgens de minister blijven geldig afspraken waarin is bepaald dat de winkel geopend is op door de winkeliersvereniging vastgestelde tijden. Als de winkeliersvereniging na invoering van het wetsvoorstel beslist over wijziging van de openingstijden dan is, volgens de minister, de winkelier alleen gebonden indien hij uitdrukkelijk instemt met die afspraak.
De gedachte achter het wetsvoorstel is dat de huurder niet langer gebonden is aan meerderheidsbesluiten, maar individueel uitdrukkelijk moet instemmen. De vraag is wat bedoeld wordt met ‘uitdrukkelijk’. Is hiervan ook sprake indien de verhuurder bedingt dat de huurder op voorhand met alle wijzigingen van de openingstijden instemt? De huurder stemt dan bij aanvang wel uitdrukkelijk in met de mogelijkheid van wijziging. Dat lijkt mij niet wat het wetsvoorstel beoogt, maar ondenkbaar is de constructie niet. De opmerking van de minister dat de regeling het onmogelijk maakt om eenzijdig wijzigingen door te voeren zonder rechterlijke toets vooraf is in ieder geval onjuist. De regeling dat de rechter goedkeuring verleent voor bedingen die ten nadele van de huur afwijken van het huurrecht winkelruimte heeft geen betrekking op de winkeltijdenwet. Juridisch moet het wetsvoorstel daarom worden aangescherpt.

Conclusie
Het wetsvoorstel beoogt de positie van de individuele huurder te beschermen. Ondanks de discussie over de juridische geldigheid van afspraken (of het ontbreken daarvan) over wijziging van de openingstijden is het signaal dat de minister stuurt duidelijk. Uitdrukkelijke instemming vereist meer dan ‘kleine lettertjes’. De voorbeelden die de minister gebruikt en de juridische constructie kunnen nog verbeterd worden. Ik verwacht dat tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de kamer het voorstel aangescherpt zal worden. Tot die tijd kan de verhuurder zich beter behelpen met de modelclausule van de ROZ die bepaalt dat de huurder bij de verhuurder vrijstelling kan vragen om opening tijdens de vastgestelde dagen. De huurder dient bij het sluiten van een huurovereenkomst scherper te letten op de bepalingen over de openingstijden en niet in te stemmen met een eenzijdige wijzigingsmogelijkheid van de verhuurder of een derde zoals de winkeliersvereniging.

Elout Korevaar, november 2018

Contactpersonen: