Geen woonzorgappartementen nabij militaire vliegbasis Gilze-Rijen
Dat heeft de Afdeling bestuursrechtspraak bij uitspraak d.d. 16 januari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:83) definitief geoordeeld. Op zich geen opmerkelijk oordeel, maar deze kwestie is interessant in het licht van de maatschappelijke discussies over geluidsoverlast en geluidsrapportages inzake luchtverkeerslawaai, zoals die bijvoorbeeld bij Airport Lelystad spelen, en in meer algemene zin over het belang van gezondheid in het ruimtelijk beleid.
Wat speelde er? Hotelexploitant Flamingo e.a. heeft verzocht om ten behoeve van de locatie gelegen aan het Klein Zwitserland te Gilze-Rijen de horecabestemming in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Gilze en Rijen’ te wijzigen in een woon- of maatschappelijke bestemming. Het is niet de eerste keer dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zich over het verzoek buigt. Een weigeringsbesluit uit 2015 werd op 13 juli 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1988) door de Afdeling bestuursrechtspraak vernietigd, omdat vanwege het ontbreken van gegevens onvoldoende onderbouwd kon worden dat er geen goed woon- en leefklimaat kon worden gewaarborgd. In het besluit waarover op 16 januari 2019 uitspraak is gedaan, heeft de gemeenteraad van de gemeente Gilze-Rijen opnieuw geweigerd om mee te werken aan de gewenste bestemmingswijziging. Volgens de gemeenteraad is er geen behoefte aan woningen in de voorgestelde prijsklasse op deze locatie. Ook zouden de woningen mogelijk binnen de nieuw vast te stellen geluidszone van vliegbasis Gilze-Rijen vallen en zou een goed woon- en leefklimaat ook nu al onvoldoende gewaarborgd kunnen worden, aldus de gemeenteraad.
Daar waar de Afdeling in de uitspraak van 13 juli 2016 nog overwoog dat de raad zijn standpunt dat hij de levensloopbestendige appartementen niet mogelijk heeft willen maken vanwege onaanvaardbare geluidhinder door helikoptergeluid en rattle noise onvoldoende had gemotiveerd om het bestreden besluit te kunnen dragen, oordeelt de Afdeling in r.o. 10.2. dat de raad hierin thans wel is geslaagd:
10.2. […]
De Afdeling acht de door de raad gestelde eis dat ter plaatse sprake moet zijn van ten minste één gevel met daarbij een geluidsluwe buitenruimte bij een woning niet onredelijk. Vast staat dat de geluidsbelasting vanwege wegverkeer zodanig is dat een geluidsluwe ruimte aan de achterzijde slechts door het treffen van geluidwerende maatregelen valt te realiseren. Verder betekent, zoals de raad ook heeft uiteengezet, de omstandigheid dat de percelen 1790-1792 op enige afstand van de voor de vliegbasis Gilze geldende zone liggen, niet dat daar in het geheel geen sprake is van geluidshinder vanwege de vliegbasis. Aannemelijk is dat geluid van vliegverkeer de woon- en leefsituatie juist aan de achterzijde van de percelen 1790-1792, waar een geluidsluwe ruimte moet worden gecreëerd, in aanmerkelijke mate negatief beïnvloedt. Onzeker is welke mate van luchtvaartgeluid er aan die zijde in de toekomst zal zijn. Vast staat dat voor de vliegbasis Gilze een nieuw luchthavenbesluit in voorbereiding is in verband met het gewijzigde beleg van deze basis met helikopters in plaats van F16-straaljagers. Ook bestonden ten tijde van het bestreden besluit – en bestaan nog steeds – onzekerheden over de ontwikkeling van die basis in de toekomst en is ook sprake van nieuwe inzichten in de aard en omvang van door helikopters ter plaatse veroorzaakte geluidshinder. Ten tijde van het bestreden besluit was al een gedeelte van de door het ministerie van Defensie gewenste zonering van de vliegbasis Gilze bekendgemaakt en inmiddels is een ontwerp-zoneringsbesluit bekend gemaakt. Wat ook de wijze van geluidszonering en de ligging van de verschillende zones ook zal zijn, in ieder geval kan het ontstaan van een saneringssituatie niet worden uitgesloten indien ter plaatse een permanente woonfunctie wordt toegestaan. In dit licht bezien is het, hoewel nog niet vast staat wat de uitkomst zal zijn van de door de staatssecretaris van Defensie in gang gezette procedure over de zonering, niet onredelijk te achten dat de raad zich vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening op het standpunt heeft gesteld dat, gelet op de uit het wegverkeerslawaai voortvloeiende noodzaak een geluidsluwe zijde met buitenruimte te hebben in samenhang met de daar aanwezige en in de toekomst mogelijke geluidsoverlast ten gevolge van de vliegbasis Gilze, niet voldoende is gewaarborgd dat er ter plaatse van de percelen 1790-1792 een aanvaardbaar woon- en leefklimaat zal zijn. Op basis van vorengenoemde omstandigheden heeft de raad in redelijkheid kunnen weigeren om medewerking te verlenen aan de omzetting van de hotelappartementen in woonappartementen. De Afdeling behoeft daarom niet meer in te gaan op hetgeen partijen hebben aangevoerd over het door het NLR uitgebrachte advies. Aangezien deze weigeringsgrond het bestreden besluit kan dragen ziet de Afdeling evenmin aanleiding de door de raad aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde andere weigeringsgronden te bespreken.
Het opmerkelijke aan deze uitspraak is dat, hoewel nog onzeker is wat de uitkomst is van de nieuwe wettelijke geluidzonering en daarmee ook de ligging van de relevante zones ten opzichte van de locatie, toch voldoende aannemelijk wordt geacht dat het geluid van vliegverkeer de woon- en leefsituatie dermate negatief zal beïnvloeden dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat niet voldoende gewaarborgd zal zijn. Daarbij mag overigens niet uit het oog worden verloren dat het hier gaat om een locatie waarvoor – vanwege wegverkeerslawaai – een noodzaak geldt van een geluidsluwe zijde met buitenruimte. Het belang van een goede ruimtelijke ordening brengt aldus met zich mee – zoals de Afdeling al eerder heeft geoordeeld – dat er omstandigheden kunnen bestaan die maken dat verder wordt gekeken dan enkel de wettelijke normering. Dit vergt uiteraard een deugdelijke onderbouwing en belangenafweging. Gelet op de woningbouwopgaaf in Nederland, die zich onder meer concentreert in de Metropoolregio’s Amsterdam en Eindhoven/Brainport, waar zich twee luchthavens bevinden, een oordeel om terdege rekening mee te houden.
De gemeente is in deze kwestie bijgestaan door mijn kantoorgenoten. Luchtverkeerslawaai is, evenals andere milieuonderwerpen die raken aan de gezondheid van mensen, in ontwikkeling. Het aspect gezondheid krijgt binnen de Omgevingswet een expliciete plaats binnen het ruimtelijk domein. Deze uitspraak kan worden opgevat als een voorbeeld van: ‘bij twijfel niet inhalen’. Dit is begrijpelijk. Hoe kunnen gemeenten tot zorgvuldige besluitvorming komen op basis van ‘bij twijfel niet inhalen’ en tegelijkertijd door hen gewenste ontwikkelingen niet tegenwerken c.q. juist mogelijk maken, terwijl deze niet direct voor de hand liggen. De uitdaging voor gemeenten ligt volgens ons op het scheidsvlak.
Angélique Claassen, januari 2019