Vrijspraak huurder belemmert ontruiming van huurwoning niet

Bij een huurder van een woningcorporatie is een geringe hoeveelheid cocaïne aangetroffen. Het betreft 5,7 gram cocaïne. Naast de cocaïne is een weegschaal, een tas vol met seal zakjes, versnijdingsmiddel en een blender aangetroffen. De woningcorporatie meent dat deze aangetroffen zaken reden zijn om de huurder te doen vertrekken. De huurder verweert zich en geeft aan dat slechts een kleine hoeveelheid cocaïne is gevonden en dat deze hoeveelheid voor eigen gebruik is. Hij is bovendien ook vrijgesproken door de strafrechter voor de handel in drugs. De (civiele) voorzieningenrechter doet in zijn vonnis van 25 november 2020 uitspraak over de verzochte ontruiming van de huurwoning.

Grens Opiumwet

Volgens de Opiumwet is sprake van een handelshoeveelheid harddrugs als de hoeveelheid meer dan 0,5 gram betreft.[1] Alhoewel in deze zaak slechts sprake is van een geringe overschrijding, is volgens de sociale verhuurder nog steeds sprake van een handelshoeveelheid drugs. Niet alleen de hoeveelheid drugs, maar ook de aangetroffen zaken duidden volgens de verhuurder op het handelen in drugs in en vanuit de woning.

Beoordeling door de rechterbank

De aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs en de handel daarin, is een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst. De verhuurder vordert daarom in kort geding dat de huurder de woning ontruimt. De verhuurder voert een actief zero-tolerance beleid tegen de aanwezigheid van handelshoeveelheden drugs en tegen productie en handelsactiviteiten in haar huurwoningen.

De huurder voert verweer en geeft aan dat hij strafrechtelijk is vrijgesproken voor de handel in drugs en dat de cocaïne uitsluitend bestemd was voor eigen gebruik.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de verhuurder voldoende spoedeisend belang heeft en dat gelet op de feiten en omstandigheden een tekortkoming in de nakoming vast staat. Hij overweegt voorts dat de beslissing van de officier van justitie om de huurder vrij te spreken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend verkregen bewijs, er niet aan in de weg staat dat de voorzieningenrechter op basis van de in het kort geding aannemelijk geworden feiten en omstandigheden tot een eigen oordeel komt over de vraag of die feiten en omstandigheden kunnen leiden tot toewijzing van de daarop gebaseerde vorderingen. Nu de huurder niet strafrechtelijk is veroordeeld dient de civiele rechter zelfstandig vast te stellen of de aanwezigheid van de handelshoeveelheid drugs en de daarbij behorende attributen, voldoende grond voor toewijzing van de ontruimingsvordering zijn. In die beoordeling komt het vonnis van de strafrechter geen enkele betekenis toe.

De rechter neemt uiteindelijk niet aan dat de huurder de aangetroffen cocaïne alleen voor eigen gebruik had. Naast de Richtlijn Strafvordering Opiumwet Harddrugs leveren de aangetroffen professionele attributen, bestemd om af te wegen, te versnijden en te verpakken, een duidelijke en onmiskenbare aanwijzing op dat de cocaïne bestemd was voor de handel.

De voorzieningenrechter veroordeelt de huurder daarom om de woning te ontruimen.

Januari 2021

Een column van Bart Poort, advocaat-partner bij Weebers Vastgoed Advocaten en mede-oprichter van het online kennis platform corporatierecht.nl en Wouter Vermolen, werkzaam als advocaat bij Weebers Vastgoed Advocaten. Beiden werken voor diverse corporaties en commerciële vastgoed partijen. Daarbij hebben zij onder meer zich bezig gehouden met complexe overlastzaken, zaken op het gebied van woonbegeleiding, renovatie en gebreken, bijzondere contractvormen, executiegeschillen, drugszaken en zaken op het gebied van woonfraude alsmede de huurrecht gerelateerde wet- en regelgeving. Ook adviseert hij commerciële vastgoed partijen bij huurrechtelijke zaken.

[1] Opiumwet, artikel 2 Aanwijzing Opiumwet.

Contactpersonen: