De Wet kwaliteitsborging voor bouwen en standaard voorwaarden: werk aan de winkel!

Op 1 januari 2024 treedt de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (hierna: Wkb) in werking. De wetgever wil daarmee o.a. de privaatrechtelijke positie van de opdrachtgever ten opzichte van de aannemer verbeteren. De wet introduceert in dat kader een vijftal nieuwe bepalingen in het Burgerlijk Wetboek. Deze nieuwe bepalingen hebben ook gevolgen voor de toepasselijkheid van een aantal bepalingen als opgenomen in veel gehanteerde standaardvoorwaarden in de bouw, zoals de UAV 2012 en de UAV-GC 2005. De UAV 2012 en UAV-GC 2005 zijn niet klaar voor de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen: u als aannemer of (zakelijk) opdrachtgever wel?

UAV 2012 & UAV-GC 2005
De UAV 2012 en de model basisovereenkomst met bijbehorende UAV-GC 2005 zijn nog niet aangepast op de nieuwe wetgeving. De sector heeft afgelopen periode geprobeerd om deze standaardvoorwaarden in overeenstemming te brengen met de nieuwe bepalingen in het Burgerlijk Wetboek uit hoofde van de Wkb, maar dat is helaas niet gelukt. Dat betekent dat deze standaardvoorwaarden nog niet zijn uitgelijnd op het nieuwe wettelijke systeem.

Gevolgen van de Wkb
De inwerkingtreding van de Wkb vraagt dus om zorgvuldigheid bij contractvorming. Wist u bijvoorbeeld dat afwijken van de nieuwe bepalingen uit hoofde van de Wkb – zeker wanneer de opdrachtgever geen consument is – veelal mogelijk is? En dat dit ingeval van semi-dwingend recht alleen uitdrukkelijk via de overeenkomst geregeld kan worden? En dat dit dus betekent dat een afwijking van semi-dwingend recht niet via de algemene voorwaarden geregeld kan worden?

Een voorbeeld: artikel 7:758 lid 4 BW versus par. 12 UAV en 28 UAV-GC
De inwerkingtreding van de Wkb heeft onder andere tot gevolg dat aan artikel 758 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: artikel 7:758 BW) een nieuw vierde lid wordt toegevoegd. Daarmee wordt de aansprakelijkheid van de aannemer na oplevering voor verborgen gebreken gewijzigd. De aansprakelijkheid van de aannemer na oplevering is nu in lid 3 van artikel 7:758 BW geregeld. In dit lid is bepaald dat de aannemer ingeval van aanneming van werk ontslagen is van aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtgever op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken.

De kern van het nieuwe vierde lid is dat de opdrachtgever in geval van aanneming van bouwwerken geen aanspraken verliest, wanneer hij tijdens het opleverproces geen dan wel onvoldoende onderzoek naar eventuele gebreken heeft verricht. Met andere woorden, bij aanneming van bouwwerken is de aannemer aansprakelijk voor gebreken die bij de oplevering van het bouwwerk niet zijn ontdekt, tenzij deze gebreken niet aan de aannemer zijn toe te rekenen. Het uitgangspunt wordt hiermee dus gewijzigd.

In de aannemingsovereenkomst voor bouwwerken kunnen partijen, wanneer de opdrachtgever een consument is, hier niet ten nadele van deze consument-opdrachtgever van afwijken. Dit betreft in dat geval dus dwingend recht. In andere gevallen is het wel mogelijk om een afwijkende regeling overeen te komen. Dit kan ook een voor de (zakelijke) opdrachtgever nadeligere regeling zijn. Die afwijking moet dan wel uitdrukkelijk in de overeenkomst zijn opgenomen.

Wat betekent dit nu concreet in relatie tot de UAV-2012 en UAV-GC 2005? Dit betekent dat bepalingen in de UAV 2012 en UAV-GC 2005 die niet in overeenstemming zijn met het bepaalde in artikel 7:758 lid 4 BW, zoals bijvoorbeeld par. 12 UAV 2012 en par. 28 UAV-GC, in strijd zijn met dwingend recht. Dit is het geval als er (i) sprake is van een consument-opdrachtgever en (ii) de realisatie van een bouwwerk. Deze bepalingen gaan immers uit van het uitgangspunt als neergelegd in lid 3 van artikel 7:758 van het Burgerlijk Wetboek.

Het betekent ook dat de in de UAV 2012 en UAV-GC 2005 opgenomen bepalingen die afwijken van de strekking van het nieuwe lid 4 in artikel 7:758 BW ook ingeval van zakelijke opdrachtgevers géén werking hebben. Deze bepalingen zijn immers in de algemene voorwaarden opgenomen en daarmee (naar alle waarschijnlijkheid) niet in de overeenkomst zelf (dat zou immers dubbelop zijn).

Neemt niet weg, dat er wel oplossingen mogelijk zijn om de afspraken zoals partijen die gemaakt hebben ook zodanig vast te leggen dat deze tussen hen wel geldend zijn. Dit vraagt alleen extra aandacht bij de contractvorming. Zeker voor de aannemer die liever onder het huidige recht blijft contracteren. Ook als zakelijke opdrachtgever is het goed om bewust te zijn van deze gevolgen en erop toe te zien dat de gemaakte afspraken zo worden vastgelegd dat deze ook daadwerkelijk aansluiten op de gemaakte afspraken.

Kan ik u verder helpen?
Met de inwerkingtreding van de Wkb wordt er niet alleen een nieuw lid 4 aan artikel 7:758 BW toegevoegd. In het Burgerlijk Wetboek worden in titel 12, de titel die ziet op aanneming van werk, nog een viertal andere wijzigingen doorgevoerd. Heeft u vragen over de inwerkingtreding van de Wkb en wat dit voor uw organisatie tot gevolgen kan hebben? Of kan ik u helpen bij het sluiten van een aannemingsovereenkomst? Neem dan gerust contact met mij op.

mr. Cindy Koppens-van Grinsven